Orchideeën leven vaak op plaatsen waar andere planten moeilijk kunnen groeien. Zo hebben ze zich in de loop van de evolutie zich zo aangepast dat een deel van de orchideeën groeien in de boomtoppen. Op deze manier kunnen ze in dichte wouden profiteren van het zonlicht.
Epifytische orchideeën gebruiken de bomen en struiken om er zich op te verankeren, zonder er voedingsstoffen van te gebruiken. Haast alle epifytische orchideeën vinden we dan ook terug in tropische regenwouden, waar het vaak dagelijks regent. Deze regenbuien zijn meestal
heel kort en daarna is het terug heel warm en droog. Hierdoor zijn de planten verplicht om een bepaalde hoeveelheid vocht op te slaan. Dit gebeurt dan door vocht op te slaan in de bladeren, de stengelknollen of in de luchtwortels. De luchtwortels kunnen nog een tweede
functie vervullen, het produceren van suikers. Deze luchtwortels zijn groen en functioneren als bladeren.
Terrestrische orchideeën:
Terrestrische orchideeën of aardorchideeën hebben een ander wortelgestel ontwikkeld dan de boombewoners. Ze hebben een minder sterk wortelgestel die uit fijnere behaarde wortels bestaat. Het wortelstel kan zich met zijn behaarde worteltjes heel goed vast
zetten op de binnenkant van de pot, zodat het aangeraden is op plastiek potten te gebruiken.
Aardochideeën hebben een groter verspreidingsgebied. Ook in meer gematigde gebieden komen ze voor. Ook in onze streken kunnen we een tiental soorten tegen komen. Meestal is het zo dat ze zich hebben aangepast aan bepaalde omstandigheden dat het heel moeilijk is om ze naar
eigen tuin te verplaatsen. Het grote probleem ligt bij de schimmel die nodig is om het zaad te laten ontkiemen. Alle aardorchideeën in Europa zijn wettelijk beschermd